Vlajo is onderdeel van JA Europe en JA Worldwide: internationaal ondernemen voor alle niveaus
Jongeren de kans bieden om tenminste één praktische ondernemerschapservaring te hebben alsvorens ze de schoolbanken verlaten, zoals het runnen van een minionderneming.
Doelstelling Europese Commissie, Actieplan Ondernemerschap 2020
Om het Europese beleidsdoel te behalen dat elke jongere een praktische ondernemerschapservaring zou moeten hebben alvorens de school te verlaten, werd begin 2015 het internationaal onderzoeksproject Innovation Cluster for Entrepreneurship Education (ICEE) in het leven geroepen. Dit nieuwe, door de Europese Commissie Erasmus+ gefinancierde, project werd geleid door JA Europe, in samenwerking met vier ministeries van Onderwijs (Estland, Finland, Italië en Letland) en Agentschap Innoveren en Ondernemen (intussen VLAIO, als vertegenwoordiging van het beleid in Vlaanderen), onderzoekspartner Eastern Norway Research Institute (ENRI) en vijf nationale JA organisaties (in België, Estland, Finland, Italië, en Letland).
Binnen ICEE werd nagegaan hoe het scenario er uitziet bij een penetratie van 50% bij leerlingen tussen 15 en 20 jaar oud in twintig scholen over vijf landen (België, Estland, Finland, Italië en Letland). Met andere woorden: hoe ziet de situatie eruit als de helft van de leerlingen in die leeftijdsklasse deelneemt aan een ondernemerschapservaring op school (Mini-onderneming of Studentenbedrijf)?
Vlajo ging als modelorganisatie binnen JA Europe zijn verantwoordelijkheid niet uit de weg en stapte samen met 4 ondernemende scholen overtuigd in het project. Het Sint-Theresiacollege uit Kapelle o/d Bos, Virgo+ uit Vilvoorde, het Koninklijk Atheneum uit Tienen en de Stedelijke Handelsschool uit Turnhout gaven samen met Vlajo gedurende twee schooljaren het beste van zichzelf, met als inzet kwalitatief hoogstaand ondernemend onderwijs. Bovendien konden ze rekenen op de hulp van Het College in Vilvoorde en het Montfortcollege in Rotselaar als controlescholen.
Via een actieve opvolging en vragenlijsten werden de effecten zowel bij jongeren, leerkrachten, schoolbeleidsmakers als ouders in kaart gebracht. Naast het effect op de jongeren was er ook de nodige aandacht voor het kader waarbinnen de miniondernemingen georganiseerd worden. Binnen de specifieke innovation clusters werden ook andere factoren zoals infrastructuur, inzet van personeel, integratie in de schoolcultuur, het onderwijsbeleid en de bestaande curricula onder de loep genomen, met als doelstelling het formuleren van aanbevelingen voor het beleid.
Gedurende drie jaren en twee schooljaren werd er intensief door de verschillende partijen gewerkt aan het onderzoek. De vragenlijsten van 12 000 leerlingen, leerkrachten, ouders en bedrijfsmensen en de interviews met 150 mensen zorgden voor een voldoende grote steekproef om relevante conclusies te trekken:
Uit het onderzoek blijkt dat de impact van ondernemerschapsonderwijs verder reikt dande leerresultaten van de leerlingen.
Ondernemerschapsonderwijs hoger op de nationale beleidsagenda zetten en win-winsituaties creëren om de banden tussen onderwijs en bedrijfsleven te versterken, zou de verspreiding en waardering van ondernemerschapsonderwijs ten goede komen en versnellen.
Het ICEE-onderzoek legt de elementen bloot waaraan gewerkt moet worden om de verspreiding van ondernemerschapsonderwijs te vergroten. Daarnaast toont het ook aan dat, wanneer leerlingen voldoende tijd kunnen besteden aan hun minionderneming, de deelname eraan heel nuttig kan zijn voor zowel het latere professionele leven van de leerling als de algemene leerervaring.